Kunstenaars willen altijd blijven doorwerken ook na hersenschade. Je kunt hersenschade verdelen in langzame, progressieve schade, zoals door dementie en Parkinson, en in feite ook neurodegeneratie door ouderdom, en plotselinge schade zoals door beroertes. Omdat dementie een geleidelijk proces is kunnen we de toenemende aftakeling doorgaans openlijk volgen bij kunstenaars met dementie. Maar ondanks dat de ziekte een verwoestend effect heeft op hun kunstproductie blijft het werk van sommigen, zoals Willem de Kooning, een breder publiek boeien.
Bij plotselinge schade door beroertes kan er een abrupt einde komen aan een voorspoedige carrière, zoals in 1987 bij de Nederlandse schilder René Daniels het geval was. Maar doorgaans komt de kunstproductie na de acute fase wel weer op gang. Deze kunstenaars blijven vaak wel kwalitatief goed werk maken, maar niet zelden heel anders dan het werk vóór de beroerte.
Sinds enige tijd zijn kunstenaars met hersenschade ook een belangrijke bron van kennis over het creatieve brein. Dat heeft grote betekenis voor bijvoorbeeld creatieve therapie. Aan de hand van verschillende casussen kijken we in deze lezing tevens naar wat medici en neurowetenschappers ons kunnen vertellen over kunst maken met hersenschade en de eigenschappen van ons brein.