De relatie tussen beeldende kunst en literatuur is bijzonder veelzijdig. De Bijbel is door de eeuwen heen waarschijnlijk de meest belangrijke inspiratiebron geweest voor schilders en beeldhouwers. Maar ook in bv. de Ilias en de Odyssee van Homerus, de Metamorfosen van Ovidius, de verhalen over King Arthur en zijn Ronde Tafel en de toneelstukken van William Shakespeare vonden kunstenaars door de eeuwen heen onderwerpen voor hun werk.
In de poëzie bestaat er al sinds de vroegste geschreven literatuur een traditie van ekphrasis, d.w.z. een ‘kunstige’ beschrijving van een kunstwerk. De beschrijving van het schild van Achilles in de Ilias van Homerus geldt als misschien wel het vroegste voorbeeld van ekphrasis. Deze dichtvorm heeft sindsdien echter een vaste plaats verworven in de poëzie. Er zijn talloze voorbeelden te vinden van gedichten die een kunstwerk als onderwerp hebben. Het werk van sommige schilders, zoals Pieter Breughel, Vincent van Gogh, Rembrandt, en Edward Hopper, waren daarbij erg in trek.
Maar er zijn ook andere voorbeelden van het samengaan van literatuur en beeldende kunst. Sommige schrijvers, zoals De Britse dichter/graficus William Blake en de Nederlandse dichter/schilder Lucebert maakten beeldend werk bij hun eigen gedichten. De Duitse kunstenaar Anselm Kiefer laat in zijn werk een bijna symbiotische relatie zien met de gedichten van Paul Celan. Een belangrijk voorbeeld in de proza kan worden gevonden in de boeken van de Oostenrijkse schrijver W.G. Sebald die zich kenmerken door de intrigerende invoeging van eigengemaakte foto’s.
In deze lezing, kan slechts een beperkt aantal van de vele, vele voorbeelden worden toegelicht. Maar hopelijk zullen uw ogen en oren worden geopend voor onverwachte verbanden tussen literatuur en beeldende kunst.